De planologische bescherming van het NNN

De bescherming van het NNN heeft zijn oorsprong in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), een besluit van het Rijk op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Het ruimtelijk beleid voor het NNN (de planologische bescherming) is vastgelegd in de Omgevingsverordening NH2020. De planologische bescherming van het NNN is opgenomen in paragraaf 6.4.1, artikel 6.41 t/m 6.43 van de OV2020 en bevat drie hoofdlijnen.

  1. Gemeenten moeten regels stellen voor de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de zogenoemde ‘wezenlijke kenmerken en waarden’ van het NNN. Dat doen gemeenten in het ruimtelijk plan, zoals een bestemmingsplan of omgevingsplan, dat valt binnen de grenzen van het NNN. De bijbehorende ‘wezenlijke kenmerken en waarden’ (WKW) zijn vastgelegd in bijlage 5 van de Omgevingsverordening en zijn te bekijken in de viewer Omgevingsverordening NH2020.
  2. Ruimtelijke plannen mogen geen nieuwe activiteiten in het NNN mogelijk maken, die leiden tot:
    • significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden;
    • vermindering van het oppervlak van het NNN;
    • vermindering van de samenhang binnen het NNN,

    tenzij het plan valt onder een van de drie uitzonderingen op dit verbod, die zijn opgenomen in het vijfde lid:
    Uitzondering a: groot openbaar belang, geen reƫle alternatieven en mitigerende maatregelen (GOB)
    Uitzondering b: de meerwaardebepaling (MWB)
    Uitzondering c: beperkte toevoeging of wijziging van bestaande activiteiten (BTWA)

  3. Gedeputeerde Staten hebben de bevoegdheid om de begrenzing van het NNN in de volgende situaties aan te passen (artikel 6.43 lid 6 en 7):
    • Voor de verbetering van de ecologische samenhang (‘om ecologische redenen’) of de planologische inpassing van het NNN. Voorwaarden zijn dat de WKW worden behouden en het oppervlak niet afneemt.
    • Voor een kleinschalige ontwikkeling. Voorwaarden zijn dat met deze ontwikkeling de WKW wordt versterkt of het oppervlak van het NNN toeneemt. Het oppervlak van het NNN neemt in elk geval niet af.
    • Als gevolg van toepassing van het ‘nee-tenzij’ beginsel in een ruimtelijk plan (artikel 6.43 lid 5).
    • Ter verbetering van kennelijke onjuistheden of kaartfouten.

Deze hoofdlijn komt in de Wegwijzer verder niet aan de orde omdat het een bevoegdheid van Gedeputeerde Staten betreft; de gemeente of de initiatiefnemer kan hier zelf geen gebruik van maken.
Nadere informatie over de artikelen staat beschreven in de toelichting op de Omgevingsverordening, die is opgenomen in bijlage 11 van de Omgevingsverordening NH2020.

De gemeente is verantwoordelijk voor het ruimtelijk plan en is verplicht om bij nieuwe ruimtelijke plannen of planwijzigingen de Omgevingsverordening toe te passen. De provincie wil voorkomen dat zij een zienswijze moet indienen voor een ruimtelijk plan dat al in ontwerp is vastgesteld. Daarom wordt er in de initiatieffase van een plan in het NNN een (voor-)overleg gevoerd tussen gemeente en provincie. Hierbij wordt besproken of en hoe het initiatief past binnen de regels uit de Omgevingsverordening. Indienen van nieuwe ruimtelijke plannen of activiteiten gebeurt door de gemeente via het Loket Indienen Ruimtelijke Plannen (sector Ruimtelijke Ordening, Provincie Noord-Holland). Voor vragen hierover kunt u mailen naar RO-info@noord-holland.nl.

Sommige nieuwe activiteiten worden niet via een gemeentelijk ruimtelijk plan mogelijk gemaakt, maar via rijks- of provinciale plannen. Voor rijksplannen geldt de Omgevingsverordening niet; wel zal het Rijk (zoveel mogelijk) besluiten in overeenstemming met het provinciaal ruimtelijk beleid. Provinciale plannen zijn uiteraard in overeenstemming met de Omgevingsverordening.

NNN natuur